TWEEDE HELFT 17e EEUW (1665-1700)

In strijd met Engeland en Frankrijk

1665-1700

TOCHT NAAR CHATHAM Onder leiding van hun eerste commandant, kolonel Willem Joseph Baron van Ghent, namen mariniers deel aan de grote zeeslagen in de strijd met Engeland en Frankrijk, zoals de befaamde tocht naar Chatham in 1667. Door toedoen van de mariniers kon het fort Sheerness worden bezet, twee grote schepen worden veroverd en zes andere schepen worden verbrand. Ook in de Solebay, voor de kust van Suffolk, werd in 1672 hevige strijd geleverd, waarbij de (inmiddels) luitenant-admiraal Van Ghent helaas dodelijk gewond raakte.

DE EERSTE STRIJD OM EEN VEILIGE HANDELSROUTE In 1673 werd gevochten tegen de Engels-Franse vloot voor het fort Kijkduin bij Den Helder, ook wel de Slag bij Texel genoemd. Hoewel hier grote verliezen werden geleden, werd ook deze slag succesvol genoemd, omdat het gelukt was de zee weer vrij te maken voor een veilige handelsroute. Daarbij kwam dat het een zeer chaotische zeeslag was, waar de zeesoldaten echter op hun best waren. Juist in deze gevechten, voornamelijk op korte afstand, konden zij zich aan boord van de vloot onderscheiden.

STRIJD TEGEN DE FRANSEN Een ander wapenfeit in de zeventiende eeuw was de deelname van de scheepssoldaten aan de slag bij Seneffe, dicht bij de huidige Nederlands-Belgische grens gelegen. Ook hier werd de strijd gevochten tegen de Fransen, waarbij de opperbevelhebber Johan Maurits van Nassau was. Zijn wapenspreuk, “Qua Patet Orbis”, werd later aan het Korps Mariniers verbonden.